In vroeger tijden was schaatsen voornamelijk een recreatieve bezigheid in perioden dat het economische leven als gevolg van winterse omstandigheden vrijwel tot stilstand was gekomen. Vooral de bevolking in de grote steden vermaakte zich, ongeacht afkomst en stand, op grachten en vijvers met het rondscharrelen op schaatsen. Er waren echter altijd wel mensen die tot bijzondere verrichtingen in staat waren. Ze konden bijvoorbeeld al schaatsend figuren of zelfs een naam in het ijs krassen. Waaghalzen voegden aan het repertoire allerlei acrobatische elementen toe, in de vorm van een een sprong over een slee of een pirouette. Zo ontstond het kunst(ig)rijden als sport.
De bakermat van het sportieve kunstrijden werd Engeland waar zich vanaf het midden van de 19e eeuw in overdekte ijshallen een ingetogen vorm van schaatsen had ontwikkeld, die later 'Engelse Stijl' ging heten. Hierbij kwam het erop aan bepaalde figuren zonder overbodige bewegingen zo nauwkeurig mogelijk na te rijden. Met zeven elementaire figuren als uitgangspunt zijn in de loop der jaren tientallen min of meer complexe figuren ontwikkeld, die in even zo vele boekjes zijn beschreven. Als basisfiguren golden: de boog, de serpentine (drie variaties), de drie, de accolade en de 'loop'. Deze figuren vormden lange tijd de verplichte 'kür' als belangrijk onderdeel van de kampioenschappen kunstrijden. Maar zoals in Nederland het zwieren verdween, zo ging in Engeland het clubschaatsen verloren. Overigens vierden 'onze' Sjoukje Dijkstra en Joan Haanappel hun successen op grond van hun beheersing van de Engelse stijl!
De Engelse landverhuizers namen de Engelse stijl mee naar de nieuwe wereld, de Verenigde Staten van Amerika. Daar ontstond aan het eind van de 19e eeuw een meer artistieke vorm van schaatsen toen de legendarisch geworden danser Jackson Haynes op het ijs balletachtige bewegingen introduceerde. Hij vermaakte zijn publiek met voorstellingen die deden denken aan balletten, met de bijbehorende muziek, kleding en decors. Hij danste op het ijs, draaide pirouettes en maakte door het toevoegen van sprongen zijn optredens tot spectaculaire shows. Om nooit helemaal opgehelderde reden verliet hij in 1864 de USA om zijn fortuin in Europa te zoeken. Hij meende met name in Engeland een markt voor zijn kunsten te kunnen vinden, maar vergiste zich in de Victoriaanse preutsheid van die tijd. Hij reisde door naar Scandinavië en won vervolgens het vasteland van Europa voor zijn gewaagde vorm van schaatsen. Uiteindelijk kwam hij in Wenen terecht waar het showschaatsen op (operette)muziek verder werd ontwikkeld tot wat de 'Weense School' zou gaan heten, met de Wiener Eisrevue als ultieme representant.
Toen de International Skating Union zich (ook) met het kunstrijden ging bemoeien ontstond er een discussie over het wedstrijdprogramma voor het kunstrijden. De Engelsen waren van mening dat zij de oudste rechten hadden en verzetten zich heftig tegen het opnemen van acrobatische schaatsuitingen in het pakket van eisen. Het resultaat was een programma met zowel een verplichte (Engelse stijl) als een vrije (Weense school) oefening. Mede om het kijken naar kunstrijden aantrekkelijk te houden verloren de verplichte figuren in de loop der jaren echter steeds meer terrein. In 1990 werden ze vrijwel afgeschaft.
Een betrekkelijk nieuwe vorm van kunstrijden bestaat uit het groepsgewijze uitvoeren van schaatsbewegingen. Hierbij komt het eropaan dat de groep zich als eenheid presenteert. Het synchroonrijden levert een aantrekkelijk schouwspel op.