Als Maarten de Rooij samen met zijn broers Kornelis Jan, Arie en Corstiaan in 1875 de smederij van hun in dat jaar overleden vader Klaas voortzetten, is hij 15 jaar. Hij is vernoemd naar zijn grootvader die in 1786 als pasgeboren baby met zijn ouders vanuit het Brabantse Babyloniëbroek naar Waddinxveen verhuisde. Maarten vormde dus met zijn broers de vierde generatie Waddinxveense smeden met de familienaam De Rooij, in het aanvankelijk op de hoek van de Kerkweg en de Zuidkade gevestigde bedrijf.
Het verhaal gaat dat Klaas de Rooij naast het reguliere smidswerk ook al schaatsen maakte, maar zeker is dat niet. Hoe dan ook, wel zeker is dat de gebroeders er werk van maakten. Omdat Kornelis Jan geen belangstelling voor het smidswerk heeft, leert Maarten het vak van Arie en Cors. De schaatsen die ze maken doen het zo goed dat Waddinxveense schaatsen eind 1900 een begrip in de Nederlandse schaatswereld zijn. In 1888 maakt Mr. J. van Buttingha Wichers in zijn boek Schaatsenrijden gewag van "de Rooij, een goede schaatsensmid te Waddinxveen" en in 1893 wordt dit nog eens door Pim Mulier herhaald in zijn boek Wintersport.
In 1892 winnen zij een gouden medaille op de Internationale sporttentoonstelling in Scheveningen. Deze medaille en het bijbehorende diploma (circa 60x80 cm) heeft volgens in 2008 uit de familie verkregen informatie tot in het midden van de jaren-30 in de smederij gehangen, maar lijkt verloren te zijn gegaan. Het (sterke?) verhaal gaat dat koningin-regentes Emma in deze bekroning aanleiding zag vanuit Den Haag per koets naar Waddinxveen te rijden om een paar schaatsen te kopen voor Prinses Wilhelmina.
Zijn vier zoons hebben geen belangstelling voor het smidswerk en gaan de handel in vetten en oliën in. Met de oprichting van De Rooij's Eerste Melange Inrichting Amersfoort (Remia) schoten zij op een heel ander terrein midden in de roos. Dit betekende echter dat Maarten geen opvolger heeft als hij in 1928 ernstig ziek wordt. Hij zoekt een koper voor het bedrijf en vindt die in de persoon van Cornelis Offereins Jzn., een Waddinxveense notabel. Bij de verkoop worden winkel en smederij gescheiden. Contractueel wordt vastgelegd dat de smederij de naam Gebr. de Rooij moet blijven voeren. Maarten overlijdt kort na de transactie. Kort daarop verkoopt Offereins de smederij door aan Jacobus van der Heide, een van Maartens knechten, en Johannes Bavelaar, de boekhouder. Zij slagen er echter niet in het succes van het bedrijf te continueren en doen het in 1930 van de hand aan de uit Ouderkerk aan den Amstel afkomstige smid Wouter Roskam. Deze verkoopt nog een aantal jaren zwierschaatsen waarop hij het smidsmerk GEBR de ROOY aanbrengt. Roskam brengt het bedrijf weer tot bloei en voegt in 1940 winkel en smederij weer samen. Het hieruit voortgekomen constructiebedrijf bestaat nog steeds en werd in het midden van de jaren-80 verplaatst naar het dan nieuwe industrieterrein tussen Waddinxveen en Boskoop.