Baaivangen - Synoniem voor zwieren of schoonrijden. Zie schoonrijden.
Baanveger – Omdat in winterse tijden het economisch leven tot stilstand kwam, zochten velen naar een manier om toch brood op de plank te hebben. Zo ontstond de figuur van de baanveger, die een baanvak sneeuwvrij hield en slechte plekken in het ijs markeerde. Voor zijn activiteiten werd hij door passanten beloond met een paar centen. In de loop der tijd werd het baanvegen georganiseerd en kregen baanvegers baanvakken toegewezen. Zo werd in tijden dat de kanalen en vaarten bevroren waren het ijs tot weg. Velen maakten daar gebruik van om zich van A naar B te verplaatsen.
Ballangrud, Ivar (1904-1969) - In de jaren-30 van de 20e eeuw was Ivar Ballangrud een legendarische Noorse allround hardrijder. Hij nam 9 keer deel aan de Europese kampioenschappen en 13 keer aan de wereldkampioenschappen. Hij won jarenlang vrijwel alles wat er te winnen viel en schreef vele records op zijn naam. Vier keer was hij Europees kampioen en even zoveel keren wereldkampioen; in 1928 werd hij Olympisch kampioen op de 5000 m en in 1936 op de 500, 5000 en 10000 m. Ballangrud verbeterde de door Harald Hagen geïntroduceerde noren. Het door het Noorse Ving geproduceerde model Ballangrud was dan ook jarenlang de standaardschaats voor de Nederlandse kernploegrijd(st)ers.
België - Tegenwoordig wordt er nog maar weinig geschaatst in België. Dat was tegen het eind van de 19e eeuw wel anders. Toen stond in Brussel het IJspaleis, een van de eerste overdekte ijsbanen in Europa. Daar werd vanaf 1893 gereden om de Grote Prijs van Brussel. Dit heeft voortgeduurd tot ver in de eerste helft van de 20e eeuw. België heeft ook schaatsenmakers gekend; zie Belgische schaatsenmakers.
Belgische schaatsen - Er bestaat een duidelijk identificeerbaar model houten schaatsen dat, hoewel er geen merkteken in de ijzers staat, op grond van verkoopdocumentatie kan worden toegerekend aan de firma Vandenbrande & van Doren die tot 1922 in Malderen (bij Antwerpen) was gevestigd. Opmerkelijk is dat bij deze schaatsen de sleuven voor de leertjes niet in de houtjes zitten, maar in de ijzers. Houten schaatsen zouden ook zijn gemaakt bij de firma Métal in Nieuwpoort, maar hoe ze er uitzagen weten we niet. Métal zou ook geheel metalen schaatsen hebben gemaakt, maar hiervoor geldt hetzelfde. Tenslotte moet de firma Jean Godfrin in Etterbeek-Brussel, die geheel metalen schaatsen leverde, worden genoemd. Het merkteken van Godfrin is op verschillende plaatsen aangetroffen. Het lijkt echter waarschijnlijk dat Godfrin zich de schaatsen liet toeleveren en ze door de leverancier of in de eigen werkplaats liet voorzien van zijn stempel.
Bending - Zie hieronder bij buiging.
Benen schaatsen – Zie glissen.
Bergambachtse model – Bergambacht is een dorp
in de Krimpenerwaard. A.J. van der Aa schreef in 1847 in zijn 'Beschrijving
van de Krimpenerwaard': in deze gemeente, wier getal 1590 inwoners beloopt,
maakt men zeer goede schaatsen. Aangenomen wordt dat hij doelde op de smederij
van de familie Van Lit, die in de Hoofdstraat was gevestigd. In verzamelaarskringen
schrijft men krulschaatsmet een niet doorgezette, vrij hoog oplopende niet met
hout beklede punt, aan deze smid toe. Helaas is van deze smid geen smidsmerk
bekend, zodat het gissen blijft of dit terecht is.
Binding – Houten schaatsen worden onder de schoen
vastgemaakt met behulp van leertjes en linten. Hiertoe zijn in de voetstapel
ter hoogte van de voorvoet en de hiel sleuven aangebracht. Door deze sleuven
worden strookjes leer gestoken, die meestal met een schroefje door de
voetstapel worden vastgezet. De
uiteinden van deze leertjes zijn voorzien van inkepingen, waardoor schaatsenlint
of een leren veter wordt geleid die kruiselings over de wreef naar de hakleertjes
wordt gevoerd, zoals op de afbeelding is te zien. Door het lint op spanning
te brengen ontstaat een stevige verbinding tussen schaats en schoen. Deze manier
van onderbinden wordt de Friese binding genoemd. In Zuid-Holland maakte men
vroeger gebruik van twee sleuven bij de voorvoet, waardoor kruiselings een riem
werd gevoerd die met een gespje werd vastgemaakt. De hak werd vastgezet met
een hakleertje en een daar door lopende band.
Blokzeilen – Een ander woord voor zwieren, zie schoonrijden.
Bolt, Jan (1876-1967) – Bedenker van een droogtrainingssysteem voor hardrijders, dat als model heeft gediend voor veel latere trainingssystemen in binnen- en buitenland. Samen met P.J. Adrian was hij oprichter van de Nederlandse Vereniging tot Bevordering van het Hardrijden op de Schaats (NVBHS).
Botjes – In Noord-Brabant werd een eenvoudig model
kinderschaatsen
ook wel botjes genoemd. Waarschijnlijk omdat ze veel leken
op de glissen (botten) die in vroeger tijden werden gebruikt om op te glijden.
Opmerkelijk is de overeenkomst van dit model met de clubschaatsen die in Engeland
populair waren. Zie ook bij glissen en bij
clubschaatsen.
Breiner- of Brennemoorse schaatsen - In het Duitse Oost-Friesland werden
eveneens schaatsen gemaakt. Van Buttingha Wichers noemt ze in zijn boek Schaatsenrijden
(1888) Brennemoorse schaatsen.
Een verbastering van Breinermoor
(in de buurt van Leer), waar o.a. de smid Koert Harms Schmidt woonde.
De in Oost-Friesland geproduceerde schaatsen hebben, evenals de Hollandse krulschaatsen,
zogeheten halve houten, hetgeen wil zeggen dat de voetstapels de halzen van
de schaatsen niet omvatten.
In plaats van krullen hebben deze schaatsen een aangesmeed knopje. Een extra
kenmerk vormen de versieringen in de hals in de vorm van inkepingen. Aan de
ijzers is te zien dat ze bedoeld waren voor het hardrijden.
De schaatsen van Koert Harm Schmidt zijn voorzien van het meesterteken KHS.
Waarschijnlijk heeft hij de smederij van zijn opa of zijn vader overgenomen,
want in 1850 plaatst ene Albert Koerts Schmidt een advertentie waarin hij reclame
maakt voor schaatsen met het merk AKS.
Ook in Ditzum, onder Embden werden met
zekerheid dit soort schaatsen gemaakt. Omdat ook meestertekens als DVM, IGS,
PIS en TKSmid zijn aangetroffen, werd het model ongetwijfeld ook door
anderen gemaakt. Waarschijnlijk gaat het dus om een regionaal model, maar was
Koert Harm Schmidt toonaangevend. Begin 1900, als de Duitse metaalwarenindustrie
opgang maakt, worden ook in Remscheid en omgeving Breinermoren gemaakt. Deze
schaatsen zijn voorzien van het stempel Breinermoor.
Broekman, Kees (1927-1992) - Nederlands eerste
grote hardrijder van na de Tweede Wereldoorlog. Hij startte zijn schaatscarrière
in 1946 en kwam vele malen in de grote toernooien voor Nederland uit. In 1951
werd hij kampioen van Nederland; hij won zilver tijdens de Olympische spelen
van 1952 op de 5000 en 10000 m en werd in 1953 Europees kampioen. Hij was een
echte stayer en had dan ook moeite met de korte afstanden. Daardoor greep hij
vaak naast een goede allround-klassering. In 1960 stopte hij met het wedstrijdschaatsen,
maar was nog vele jaren daarna in zowel binnen- als buitenland werkzaam als
trainer.
Buiging - Ook wel aangeduid als bending. Door de schaatsijzers enigszins in de richting van de bochten te krommen, sturen ze beter de bochten in zonder dat dit op de rechte stukken grote nadelen oplevert. Bij 'enigszins' moet men denken aan enkele honderdsten van een millimeter.
Buttingha Wichers, Mr. Johan van (1858-1891) –
Stond in 1882 aan de wieg van de Nederlandsche Schaatsenrijdersbond. Vervulde
van 1882-1891 de functie van 1e secretaris en speelde als zodanig een belangrijke
rol in de beginjaren van de huidige KNSB (foto). Schreef in 1888 het standaardwerk
'Schaatsenrijden'.
Button, Richard (Dick) (1929) - Amerikaanse kunstrijder, in de na-oorlogse jaren vijfmaal wereldkampioen en tweemaal Olympisch kampioen, was de eerste kunstrijder die dubbele axels, driedubbele cherry flips en ingesprongen kameelpirouettes liet zien. Was na zijn amateur-tijd actief als professional bij de ijsshows van Holiday on Ice.