In vroeger tijden, toen schaatsen uit niet veel meer dan een stukje hout met een schaatsijzertje bestonden, was het voor velen een toer om op het hout te blijven staan. Voornamelijk vanwege het ijsslijpsel dat zich tussen houtje en schoenzool ophoopte. Om de grip te verbeteren sloeg de leverancier van de schaatsen vaak een paar spijkertjes in het hout, waarna hij de spijkerkopjes afkneep (detail 1) of punten vijlde aan de hakmoer (detail 2). Engelse schaatsenmakers verzonnen de hakschroef die in de schoenhak werd gedraaid (detail 3).
Een ander bekend fenomeen zijn zwakke enkels. Talloze beginnende schaatsers hebben er last van en velen kwamen als gevolg daarvan nooit verder dan wat krabbelen. Tegenwoordig komen de aan de schaatsen geklonken schoenen grotendeels aan dit probleem tegemoet, maar voor het zover was, verzonnen schaatsenmakers andere hulpmiddelen.
In eerste instantie werden schaatsen voorzien van hakstukken. Dat gebeurde al rond 1700, want van tsaar Peter de Grote, die in 1697 enige tijd in Nederland verbleef, is bekend dat hij er gebruik van heeft gemaakt. Het hakstuk lijkt echter vooral populair te zijn geweest in de Angelsaksische landen.
De afbeelding hierboven toont min of meer gewone Amerikaanse clubschaatsen, maar wel met zeer luxe bindingen. De hakstukken en de enkelsteunen zijn gemaakt van messing plaat. Het onderste deel is met schroeven gefixeerd aan de voetstapel; zie detail 4. Het bovenste deel is scharnierend bevestigd aan het onderste deel en kan voor- en achteruit neigen, maar niet zijdelings. Samen met de leren bindingen kunnen deze schaatsen 'muurvast' aan de voeten worden gebonden. Met een beetje fantasie zie je een moderne kunstschaats met een aangeschroefde schoen voor je. Uit reparaties aan de (relatief zachte) messing delen blijkt dat de enkelsteunen het flink te verduren hebben gehad.
Deze schaatsen ontlenen hun naam aan de Fransman Jean Francois Gravelet (1824-1898), die optrad onder de artiestennaam 'Arsens Blondin'. Gravelet had een bijzondere gymnastische aanleg en specialiseerde zich als peuter al in koorddansen, een vak dat hij meer dan 60 jaar heeft uitgeoefend. Zijn faam verdiende hij door enkele malen op het slappe koord de 400 meter brede Niagara watervallen over te steken. Hij bereisde de halve wereld en trad o.a. op in het Amsterdamse Paleis voor Volksvlijt. Ook stak hij geblinddoekt de Amstel over. Wat hij met schaatsen had, is onduidelijk maar hij moet er toch wel een liefhebber van zijn geweest, want de inscriptie op het hakstuk vermeldt dat hem op 2 oktober 1860 op deze constructie octrooi werd verleend (detail 4).
Fabricaat: Douglas Rogers & Co., Norwich (Connecticut),
USA.
Merk: zie detail 5.
Technische gegevens: totale lengte: 38 cm, hoogte
boven ijs: 4,1 cm; voetstapel: 30 cm lang x 5,5 cm breed; schaatsijzer:
23 mm hoog, 3 mm dik; gewicht: 355 g.
De zijwaartse krachten op de enkelsteunen zijn groot en er zijn dan ook veel pogingen gedaan de constructie te verbeteren. De afbeelding hiernaast laat zogeheten Kennedyschaatsen zien. Deze hockeyschaatsen hebben een ijzeren hakstuk met scharnierbare stangen die met behulp van een soort brace boven de enkel aan het onderbeen worden vastgemaakt. Daardoor kon de voet nog wel iets naar voren en naar achteren buigen, maar niet meer in zijwaartse richting.