In vroeger tijden waren klompen een veel gebruikt schoeisel. Zeker toen verharde wegen nog geen gemeengoed waren, hadden klompen voordelen. Ze beschermden tegen vuil en modder en konden gemakkelijk worden aan- en uitgedaan bij het verlaten of betreden van een huis. De Hollandse klompen en Zweedse muilen zijn overbekend, maar dat er ook Japanse klompen bestaan weet niet iedereen.
Uiteraard zijn er klompenmakers geweest die incidenteel wel eens een paar klompen van schaatsijzers voorzagen, zoals hier getoond. Toch lijkt het meer als grap bedoeld dan als een serieuze variatie. Het verhaal gaat dat boeren de klompschaatsen wel gebruikten om steviger te staan bij het (met de hand maaien) van taluds.
Ook in Japan werd vroeger op een soort klompen gelopen, geta (spreek uit als gè-tah) genaamd. Afbeelding 2 (hiernaast) laat zien hoe Japanse klompen er uitzien. Ze bestaan uit een plankje dat aan de onderkant is voorzien van een soort lage stelten: dwars geplaatste blokjes van 5-10 cm hoogte. In tijden dat alleen hoofdwegen bestraat waren, moesten de stelten voorkomen dat een kimono door het slijk sleepte. De geta (het Japans kent geen meervoud) zijn voorzien van hanao, een V-vormig tuigje zoals we dat kennen van teenslippers. De foto laat een modern paar zien, maar traditioneel zijn hanao rood voor vrouwen en zwart voor mannen. Geta hebben geen neuskap voor de tenen. De bescherming moet komen van tabi, een soort voetwanten. Voor de winter bestaan extra dikke, waterdichte tabi. Afbeelding 3 (hiernaast) laat zien dat er wel degelijk op werd geschaatst.
Het doet vreemd aan dat er geen hakbanden aanwezig zijn, maar waarschijnlijk hebben Japanners door het regelmatige gebruik van geta sterke tenen ontwikkeld. Hieronder worden nog twee foto's getoond van 'modernere' uitvoeringen van geta-schaatsen.
Japanse teksten lijken er overigens op te wijzen dat met deze schaatsen niet op ijs werd geschaatst, maar op harde sneeuw.
Details 1 en 2 laten zien dat er een frappante overeenkomst bestaat tussen Japanse geta en Nederlandse trippen, zoals die in de late middeleeuwen en zelfs nog in de gouden eeuw gebruikelijk waren. Trippen waren een soort houten sloffen. Ze bestonden uit een houten zool met aan de onderkant twee verdikkingen en aan de bovenkant twee driehoekige stukjes leer, die door middel van een lip en inkepingen met elkaar konden worden verbonden. De foto's tonen restanten van 15e eeuwse trippen die bovendien zijn voorzien van gesmede nagels om houvast te bieden op gladde oppervlakken zoals modder en ijs.